over de relatie mens, medemens, aarde en hemel
In dit artikel wil ik – als in een vingeroefening- nagaan hoe de relatie tussen mens, medemens, aarde en hemel is verbeeld en verwoord in de joodse, de christelijke, de boeddhistische en de humanistische traditie. Daarbij laat ik me inspireren door enkele kunstenaars, filosofen, dichters en theologen. We zullen zien dat bij het merendeel van joodse en christelijke religieuze denkers de relatie mens- God en mens- medemens alle aandacht krijgt, maar dat de relatie mens-aarde lang in de coulissen heeft gestaan. Die relatie wordt in de boeddhistische en humanistische verbeeldingen wel duidelijk verbeeld. Aangespoord door de verontwaardiging over de rücksichtslose wijze waarop wereldwijd bossen worden gekapt en dierensoorten worden uitgeroeid uit louter winstbejag, komt de bezinning op de relatie mens en aarde veel meer op scherp te staan in de afgelopen twintig jaar. Deze verhouding is, zo blijkt uit de literatuur, niet los te zien van de relatie mens-medemens. Daarbij kan dan ook opnieuw de vraag op tafel komen hoe de hemel, de Levensbron, betrokken wordt en is bij de wereldwijde worsteling om een nieuwe verhouding tussen mens, medemens, natuur en kosmos te leven en te denken.
ecologische crisis
In een artikel uit een bundel ‘ecotheology’ van 1994, pleit de Braziliaanse bevrijdingstheoloog Leonardo Boff voor het uitwerken van een zogenaamde sociale ecologie om daarmee de samenhang tussen armoede, ellende en afbraak van ecosystemen duidelijk te maken. Mensen interacteren intensief met hun natuurlijke en sociale omgeving. Die interactie is dynamisch en gebonden aan tijd en plaats. Vanuit een holistisch perspectief behoren maatschappij en cultuur ook tot het ecologisch systeem. In de uitwerking van het artikel laat Boff zien hoe het huidige dominante sociaal-economische en cultureel-ethische systeem wereldwijd steeds meer armoede produceert, evenals meer geweld door ongelijkheid en meer uitputting van levensnoodzakelijke natuurlijke hulpbronnen. Wat dringend nodig is, is een ethiek die de bestaande verbindingen in de interactie van mensen met de natuurlijke en sociale omgeving blootlegt en ook aangeeft waar de speelruimte ligt voor gewone mensen en beleidsmakers om tot omkeer en anders handelen te komen. Natuur en mensen zijn wederzijds van elkaar afhankelijk. Cruciaal voor Boff is, dat hij in navolging van filosoof Hans Jonas de mens poneert als een verantwoordelijk wezen. Mensen kunnen denken, handelen en communiceren vanuit compassie en liefde óf vanuit het doorzetten van eigen belang. Zij kunnen leven en samenleven in goede balans met de natuur óf de aarde als object misbruiken. De verantwoordelijkheid voor een goed leven voor mens en aarde moet gewonnen worden op de huidige praktijk waarin de aarde vernederd en veracht wordt. Het is een zaak van sociaal-ecologische rechtvaardigheid dat de waardigheid en het anders zijn van de aarde naast die van arme en uitgebuite mensen wordt erkend. Leonardo Boff verwoordt ook de behoefte aan een andere vorm van theologische bezinning, de ontwikkeling van een aardse spiritualiteit waarbij de gehele planeet gezien wordt als een sacrament van God, als een woon- en werkplaats voor de creatieve verantwoordelijkheid voor alle schepselen en als een verblijfplaats voor alle wezens die geschapen zijn uit liefde. Op deze wijze zoekt Boff naar nieuwe verbanden tussen mens, medemens, aarde en hemel. In de etymologie van het woord ‘ecologie’ onderkent hij ‘woonplaats’, ‘verblijfplaats’ .
religieuze legitimatie
In veel publicaties over de ecologische crisis wordt de bijbel, en worden in de kielzog daarvan jodendom en christendom gezien als ideologische goedpraters van de grondgedachte dat de mens het recht heeft de natuur te overheersen, een antropocentrisch verhaal dus. De aarde komt er in de joodse en christelijke levensbeschouwing volgens deze publicaties bekaaid af. Het valt niet te ontkennen dat in de dominante christelijke filosofie en theologie vanaf de 4e eeuw (toen het christendom staatsgodsdienst werd) de relatie tussen mens en God centraal stond in de bezinning, en dat de relatie mens-medemens en mens-aarde daaraan ondergeschikt waren. Maar het schept een verkeerd beeld van de Joodse en de christelijke traditie als wordt gesteld dat de aandacht voor de wereld, voor de medemens en voor de natuur zou ontbreken in beide veelkleurige tradities. In zowel liturgische als filosofische publicaties binnen het jodendom zijn positieve verbindingen te constateren in de relatie mens en natuur. En hetzelfde is vast te stellen voor geschriften in de rijke kloostertraditie binnen het christendom. Vanuit beide tradities geef ik een voorbeeld. Het eerste komt uit de traditie van de vroege chassidiem (100 v.g.j. -100 g.j.)
“Op een dag wandelde Choni op de weg en zag een man die een johannesbrood boom plantte. Hij vroeg hem: ‘Hoe lang duurt het voordat een johannesbroodboom vrucht draagt?’ De man antwoordde:’ Zeventig jaar.’ Choni vroeg hem: ‘Weet je zeker datje nog zeventig jaar leeft?’ De man antwoordde hem:’ Ik trof johannesbroodbomen in de wereld aan. Zoals mijn voorouders die voor mij plantten, zo zal ik deze voor mijn kinderen planten.’ ”
En uit de christelijke traditie een tekst van Hildegard van Bingen (1098-1179):
“ O, helende kracht die zich een weg baant!
Alles doordring je,
in de hoogte, op aarde, in de afgronden overal,
jij voegt en sluit alles ineen.
Door jou drijven de wolken, zweven de hemelen,
druppelen de stenen van vocht,
doen de bronnen hun beken opborrelen,
door jou ontspringt het verfrissend groen aan de aarde!……….”
In genoemde publicaties wordt veelal Genesis 1-3 aangehaald als bewijs van de menselijke overheersing van de natuur. Ook hier valt niet te ontkennen dat deze teksten voor veel koloniale en regionale uitbuitingspraktijken van mens en aarde zijn misbruikt. De ontdekking van de nieuwe wereld, de opkomst van de koloniale handel, de eeuwenlange praktijk van slavernij, het niet als gelijkwaardig erkennen en behandelen van o.a. vrouwen, homoseksuelen, Joden en vrijdenkers, al die praktijken werden gelegitimeerd door een antropocentrische en eurocentrische kijk op mens en wereld. In het vervolg zullen we een andere interpretatie van Genesis 1-3 geven over de relatie mens-aarde. Maar eerst maken we ruimte voor kunstenaar herman de vries die de relatie tussen mens en aarde op een geheel nieuwe manier heeft verbeeld en verwoord in zijn werk.
veritas existentiae
herman de vries, nu 87, woont en werkt sinds 1975 in Eschenau in Duitland aan de rand van het Steigerwald. Oorspronkelijk bioloog en natuuronderzoekers, concentreert de vries zich vanaf het begin van zijn kunstenaarschap op de natuur. In zijn werk komen kunst , leven, wetenschap en filosofie samen. Een van de mensen die hem inspireren is de humanist en filosoof Pierre Gassendi (1592-1655). Gassendi woonde en werkte in Digne –les-Boins, een plek waar herman de vries ook lange tijd verbleef. Gassendi was rond 1640 uitgenodigd door René Descartes om tegenwerpingen tegen zijn Meditationes te schrijven. Het beroemde geschrift van Descartes met het centrale axioma : ‘ik denk dus ik ben’ (cogito ergo sum ) werd toen gepubliceerd. Je kunt alleen de werkelijkheid kennen voor zover je die kunt denken. Gassendi brengt daar tegenin dat alles wat handelt en beweegt voorafgaat aan het denken. herman de vries grafeert het begin van één van de sleutelzinnen van Gassendi opeen steen in het landschap van Dignes-les-Boins, ‘veritas existentiae ea est….. de waarheid van het bestaan is die waarin elk ding dat in de natuur der dingen bestaat is wat het is, en niets anders.’ Daarmee schrijft hij zijn kijk op de relatie mens en natuur in het landschap in. In die relatie staan lichamelijkheid en zintuiglijkheid centraal. Cultuurfilosoof Ton Lemaire stemt geheel in met de visie van de vries. Hij zegt in zijn studie over de verhouding van mens en aarde, ‘Met open zinnen’, het volgende: “ De mens bezit al een prereflexieve omgang met de dingen die bij uitstek zintuiglijk is en wordt gedragen door het lijf. Wanneer we gaan nadenken, veronderstellen we dit oorspronkelijke contact met de wereld.’ Lichamelijkheid en zintuiglijkheid gaan aan het denken vooraf. Dit besef, dit gewaar zijn is voor herman de vries de aanleiding om tegen het dominante cogito ergo sum een andere tekst in het landschap van Dignes-les Boins te beitelen: ’ambulo, ergo sum’…..ik wandel, dus ik ben.’ Wandelen is concreet en actief, is lichamelijk, is zich bewegen in de primaire werkelijkheid van de aarde die ons omgeeft. In de interactie met de natuurlijke omgeving ontdekt de mens dat hij deel is van dit oneindige en tegelijkertijd zo aanwezige geheel. de vries zoekt ook nieuwe taal voor deze verhouding en dicht:
mijn poësie is de wereld
ik schrijf haar elke dag
ik schrijf haar elke dag nieuw
…….
de wereld is mijn kans
zij verandert mij elke dag
mijn kans is mijn poësie
mens en aarde in de Tora
herman de vries wordt geïnspireerd door boeddhistische inzichten en door inzichten van humanisten als Gassendi en Giordano Bruno. Hij probeert het ‘zo-zijn’ van alles waar te nemen wat hij in de natuurlijke omgeving aantreft. In de boeddhistische traditie wordt het woord adhava gebruikt om de eenheid van alle dingen in de werkelijkheid aan te duiden. Beschouw de werkelijkheid als één geheel. De mens moet met de natuur omgaan zoals hij met zichtzelf omgaat. Een positieve relatie tussen mens, medemens en aarde onderkent ook de christelijke exegeet Ellen van Wolde. In een baanbrekende studie over de scheppingsverhalen in de bijbel, andere tradities en de wetenschap (evolutietheorie) laat zij zien hoe in Genesis 2-3 de relatie tussen mens en aarde een centrale plek krijgt. Ze stelt zelfs dat de relatie van de godheid tot de kosmos (hemel en aarde) anders van aard is en dus ook een andere naam heeft, dan de relatie van de godheid tot de menselijke werkelijkheid. Zij komt tot deze lezing van de oude teksten door haar semiotische studies, geleerd bij de grote verhalenverteller en linguïst Umberto Eco. In Genesis 2-3 staat de relatie mens-aarde centraal. Vanuit de aarde gezien is het noodzakelijk dat er mensen komen die haar bewerken opdat zij planten kan voortbrengen. “ De mens, adam, en de aarde, adamah, lijken op elkaar, zijn gebonden aan elkaar de mens is ‘een aardwezen’ en de aarde is mens-afhankelijk.” Het is niet de bedoeling dat de mens in de paradijstuin blijft, maar dat hij met inspanning van al zijn krachten en zijn verstand de aarde zo bewerkt dat die vrucht draagt. Daarin mag de mens ook genieten van het aardse leven. Iedere dag kan de mens op zijn plek een lofzang tot zijn schepper richten. Want alle leven is geschonken. Niemand en niets in deze werkelijkheid leeft van zichtzelf en op zichzelf.
Filosoof en opperrabbijn Jonathan Sacks stelt dat religie een voorstellingskader biedt voor grote en overkoepelende levensthema’s en voor vragen die alles en iedereen aangaan. In een spiritueel denkkader is het voorstelbaar onze verantwoordelijkheid voor het geheel te richten op een Levensbron, in het besef dat wij geen eigenaars zijn van de planeet en dat wij diep verbonden zijn met onze voorouders en met onze nakomelingen en met de planeet. Het is nu dringend nodig ons collectief te verbeelden dat wij met elkaar verantwoordelijk zijn voor de aarde als een levende werkelijkheid, en dat wij als aandeelhouders de opdracht hebben de aarde te bewaren en te vernieuwen met het oog op hen die na ons komen. Religies zijn ‘ belichaamde waarheden’ en geen abstracte concepten, stelt Sacks. Het zijn waarheden die zeggingskracht krijgen in het dagelijkse rituele leven van de gemeenschap. Zo is het een verplichting in het jodendom om iedere week de Sjabbat te vieren, als de dag waarop de dankbaarheid voor het ontvangen leven en de kans op samenleven met medemensen op de aarde wordt gevierd.
een nieuwe relatie tussen mens, medemens, aarde en hemel
Een mens kan zich inspannen om zijn wezen tot een harmonisch geheel te laten worden. Zo lang een mens onrecht en oorlog laat bestaan, is hij zich er niet van bewust – binnen de boeddhistische traditie- dat de mensheid als geheel lijdt. De mensheid maakt deel uit van de natuur. Het lot van de individuele mens is verbonden met het lot van de gehele mensheid. De mens kan verandering op gang brengen door zichzelf te helen. Mensen zoeken dan een levensstijl die zijn menselijkheid niet aantast noch het anders zijn van de natuur. Deze grondgedachte is ook herkenbaar in de humanistische, de joodse en christelijke religie. In het jodendom in de veelkleurige geschriften en gezangen van de chassidiem in Oost-Europa vanaf de 16e eeuw. Maar ook bijvoorbeeld in het Keltisch christendom waarin de relatie tussen mens, medemens, aarde en hemel op veelvormige wijze wordt verbeeld en verwoord :
Zegen voor mij, o God,
elk ding dat mijn oog ziet.
Zegen voor mij, o god,
elk geluid dat mijn oor hoort.
Zegen voor mij, o God,
elke geur die naar mijn neus gaat.
Zegen voor mij, o God,
elke smaak die naar mijn lippen gaat,
elke noot die naar mijn lied gaat,
elke lichtstraal als een gids op mijn weg….
Dit is één van de gebeden/zangen die Alexander Carmichael op zijn vele tochten naar de eilanden in het Noord-Westen van Schotland verzamelde. Hij trof daar mensen aan die in hun dagelijkse leven gebeden en zangen hadden vervlochten met hun bezigheden. A l zingend en murmelend belichaamden zij zo hun geloof in de bezielde werkelijkheid en richtten zij hun zangen tot de Levensbron, de Makor Chajjiem.
Literatuur
cees de boer (2014) herman de vries, overal stroomt mijn oog. Zwolle: uitgeverij de Kunst.
Leonardo Boff (1994) Social Ecology: Poverty and Misery in: David G. Hallman (Ed.) (1994) Ecotheology. Voices from South and North. Geneva: WCC Publications.
Anton Houtepen (2006). Uit aarde naar Gods beeld. Theologische antropologie. Meinema: Zoetermeer.
Hans Jonas (1984) Das Prinzip Verantwortung. Frankfurt: Insel Verlag.
Ton Lemaire (2002) Met open zinnen. Natuur, landschap, aarde. Amsterdam: Ambo.
Thich Nhat Hanh (1985) Mens en natuur (uit The Path of Compassion) in: G.M. Speelman (eindred.)(1989) Om de heelheid van het bestaan. Kampen: Kok.
Henri van Praag (1962) Het verloren paradijs, in: Zoals gezegd is over Het Paradijs deel 2. Zeist/Antwerpen: De Haan.
Jonathan Sacks (2002) The Dignity of Difference. London: Continuum, Ch. 9 Conservation: Environmental Sustainability.
Esther de Waal (red.) (2000) Het Keltische visioen. Spiritualiteit van een verzonken wereld. Meinema: Zoetermeer.
Peter Wohlleben (2015). Het verborgen leven van bomen. Amsterdam: A.W. Bruna, Levboeken.
Ellen van Wolde (1995) Verhalen over het begin. Genesis 11 en andere scheppingsverhalen. Baarn: Ten Have.